ESSAYS OVER ELEKTRONISCH UITGEVEN

 

Nummer 1, juni 1999

Per stuk of in bosje?

Samenvatting

Dit essay behandelt de verschillende aspecten van enkele documentleverantie versus leverantie in een tijdschriftmodel. Allereerst wordt een onderscheid gemaakt tussen informatiedocumenten en kennisdocumenten. Daarna wordt ingegaan op de aanbodkant en vervolgens op de vraag, ofte wel de lezerskant van de zaak. Hierbinnen worden verschillende soorten lezers onderscheiden, ieder met een eigen informatiebehoefte.
Aan de hand van het verschil tussen informatie- en kennisdocumenten wordt het tijdschriftconcept uitgewerkt. Na een discussie over de kostprijs wordt de vraag of er losse documenten of documenten in een tijdschriftverpakking moeten worden aangeboden scherper aangezet. Het verschil in soorten informatie wordt afgezet tegen de verschillende consumptiebehoeften van de lezer.

Kircz Research Amsterdam
Prins Hendrikkade 141
1011 AS Amsterdam

kra.mail@inter.nl.net

Per stuk of in bosje?

Over het karakter van een digitaal document en documentleverantie

Inleiding

Elektronisch publiceren breekt de ketens van de boekband los. Het garen van de gebonden katernen wordt doorgesneden, de kram uit het tijdschrift en het nietje uit het weekblad gewipt en de lijm van de paperback wordt opgelost. Artikelen staan nu alleen op de wereld.
In dit essay wil ik betogen dat enkele documentleverantie (in het Engels jargon ook wel 'Document Delivery' genoemd) niet altijd even zaligmakend is. De voordelen wegen namelijk niet altijd op tegen de nadelen. Ik zal dit duidelijk maken door op drie factoren in te gaan: de aard van de inhoud van het document, het vraag- en aanbodprobleem en tot slot de kostprijs. Voor de duidelijkheid heb ik het alleen over documenten in de vorm van artikelen.
Documenten in de vorm van een boek zijn van een andere klasse, vooral omdat een boek meestal een afgerond geheel is. Artikelen daarentegen zijn meestal een bijdrage in een lopende discussie of een rapportage over een beperkt onderwerp.


Wat is een elektronisch document eigenlijk?

Een elektronisch document is een elektronisch bestand dat gerepresenteerd op een scherm of afgedrukt op papier een leesbare en informatieve tekst oplevert. De eis dat de tekst leesbaar moet zijn wordt ingegeven door het feit dat een willekeurig tekstbestand nog niet consumeerbaar hoeft te zijn voor de eindgebruiker. Het kan immers in machinecode zijn of via een versleutelprogramma onleesbaar gemaakt. De tekst moet ook informatief zijn, dus zinvolle informatie of kennis overdragen. Is dat niet het geval, dan is er geen lezer en geen koper en vervult het document geen rol in het maatschappelijk economisch verkeer.
Dit blijft natuurlijk een beetje vaag, want het ene document is het andere niet. Documenten moeten worden gekarakteriseerd naar wat ze aan inhoud overdragen. Pas als het duidelijk is wat de soort inhoud is, kunnen we verder met de vraagstelling of ze per stuk zinvolle handelswaar zijn of niet. Een koper wil een duidelijk product kopen, en dat product moet van tevoren goed omschreven zijn.

Informatie- en kennisdocumenten

Het is nuttig om een onderscheid te maken tussen informatie en kennis. Dit onderscheid zal verderop nog een belangrijke rol spelen als we het over de prijsvorming hebben.
Informatie wil ik die zaken noemen die op zichzelf staan en waar, bij wijze van spreken, 'mee gerekend kan worden'. Informatie is vaak een getal met een duidelijke dimensie. De beurskoers in euro's, de beladingscapaciteit van een schip in registertonnen of vaten ruwe olie van 159 liter per vat. Informatie is ook geaggregeerde, samengevoegde en gerelateerde getallen, zoals grafieken over het verloop van een beursfonds of de sociale lasten ten opzichte van de seizoensgecorrigeerde werkloosheid. Kort samengevat: informatie is al die gegevens die, in principe, los van andere gegevens opgepikt kunnen worden om elders direct te worden hergebruikt. Zo zullen de 'kendata' voor de zeewatertemperatuur en de weersgesteldheid u kunnen doen besluiten wel of niet naar het strand te gaan. Het weerbericht is een typisch informatiedocument. Een ander typisch informatiedocument is de handleiding. Dit is een samenstelling van een hoop regels en weetjes. Niemand leest een handleiding van voren naar achteren, maar toch staat zij bol van precieze antwoorden op precieze vragen.
Kennis is iets anders. Kennis maakt gebruik van informatie en plaatst die in een breder maatschappelijk, wetenschappelijk of economisch verband. Een verhandeling over de rentestand en de ontwikkeling van de huizenprijzen maakt gebruik van de informatiedata die het betoog onderbouwen. Het betoog heeft echter een waarde onafhankelijk van de harde cijfers. Immers: als vanuit een goede redenatie op basis van cijfers een conclusie wordt getrokken, kan de lezer, als de cijfers veranderen, zelf de conclusie bijstellen. Het kennisdocument draagt dus eerder een redenatie over dan een verzameling gegevens. Een kennisdocument is ook meestal ingebed in een groter geheel van gelijkaardige documenten die dezelfde probleemstelling behandelen.
Het meest typische voorbeeld van een kennisdocument is het wetenschappelijke artikel. Wetenschappers doen allemaal prachtige, maar voor buitenstaanders veelal onbegrijpelijke dingen. De succesvolle resultaten vinden hun weg in het maatschappelijke verkeer en maken voor iedereen duidelijk dat het onderhavige wetenschappelijk onderzoek nuttig was. Wetenschappelijk onderzoek is echter niet altijd direct vorm te geven in nuttige en herkenbare producten. Het kenmerk van goede wetenschap is dat zij bijdraagt tot goede inzichten. De conclusie dat een bepaalde ingeslagen weg bij de huidige stand van theorie en/of apparatuur tot niks zal leiden is bijvoorbeeld een goed en waardevol inzicht. Het weten dat je iets (nog) niet moet doen is een enorme bijdrage aan de ontwikkeling van het besef in welke richting je wel verder moet zoeken. Binnen de wetenschap is het helaas niet de gewoonte om 'negatieve' resultaten ook zo te noemen. Ieder resultaat is positief, want een bijdrage aan het onderzoek en de uitbreiding van de menselijke kennis. Het is aan de slimme lezer om te concluderen dat het ene positieve resultaat wel bruikbaar is en het andere aangeeft om juist iets niet te doen. Kennisdocumenten hangen dus als een rattenkoning aan elkaar. Ze hebben allemaal een eigen karakter en een eigen inhoud, maar ze zijn nauw verbonden door gelijkaardige vraagstellingen en een veelvuldig heen en weer verwijzen.
Uit deze korte uiteenzetting wordt al duidelijk dat leverantie van informatiedocumenten en kennisdocumenten niet eenzelfde patroon hoeven te volgen.

Aanbod en vraag

Tijdige informatie staat niet gelijk met actuele informatie.

Om erachter te komen of enkele documentleveranties nu wel of niet het ei van Columbus zijn in elektronisch publiceren, moeten we aan de hand van het onderscheid tussen informatie- en kennisdocumenten de vraag- en aanbodmarkt verkennen. In de wereld van het geschreven woord is het allerminst zo dat voor alles wat geschreven wordt direct afname is. Vaak is er zelfs sprake van een zuivere aanbodmarkt. Een groot deel van de geschreven artikelen en rapporten zijn verslagen van gedane arbeid en sluiten voor de auteur en zijn of haar organisatie een zekere periode af.
Te allen tijde kan de vastgelegde kennis en informatie door een ander gebruikt worden met een gelijkaardige, of zelfs andere, doel- of vraagstelling. Een onderwerp kan om een of andere reden een tijdje uit de mode zijn. In een nieuwe situatie en een andere omgeving kunnen de methoden en resultaten die in een oud artikel zijn weergegeven weer van groot belang blijken. Vanuit dit standpunt is de levenscyclus van een document dan ook niet eenvoudig te bepalen. Oude gegevens kunnen een goudmijn blijken voor mensen die een vergelijkend onderzoek doen of eenvoudigweg nieuwsgierig zijn. Om een voorbeeld te geven: het weerbericht van gisteren is waardeloos voor de gemiddelde Nederlander. Niettemin is deze informatie van groot belang voor studies over klimaatverandering en langetermijn weerberichten. Het kan zelfs van cruciaal belang zijn voor een politieonderzoek waarbij een potentiële inbreker wel of niet een valide alibi heeft ('Hij doucht namelijk altijd met zijn regenjas aan.'). Evenzo is een oude handleiding voor het CP/M-besturingssysteem nu waardeloos. Behalve dan voor degene die nog een belangrijk bestand van een oude schijf moet halen.
Kortom: voor documenten geldt vaak dat tijdige informatie zeker niet gelijkstaat met actuele informatie. Het laatste nieuws is zeker niet noodzakelijk het nieuws dat ik nu nodig heb om een belangrijke beslissing te nemen.

Informatie leidt tot een dynamisch document

Informatie-eenheden worden vaak per stuk aangeleverd, maar kunnen ook samengevat, samengevoegd en opgeteld worden. Weerberichten, beurskoeren, halfwaardetijden van radioactieve stoffen of CPU-klokfrequenties; allemaal zijn het gegevens die, samengebracht in overzichten, onderling vergeleken kunnen worden. Als dit soort gegevens in nieuwe documenten worden samengevoegd, neemt de directe gebruikswaarde van de oorspronkelijke afzonderlijke documenten af. De gebruikswaarde van het nieuwe, noem het 'dynamische' document, waarin in de loop van de tijd alle gelijkaardige gegevens worden samengevat, blijft echter behouden of neemt zelfs toe. De vraag kan in zo'n geval juist wel eens afhankelijk zijn van de reikwijdte van het aanbod en in mindere mate van de laatst toegevoegde gegevens. De verkoopsprijs is dan eerder afhankelijk van de consistentie en betrouwbaarheid over een lange periode dan van de mate waarin de allerlaatste gegevens nog zijn toegevoegd.
Voor een uitgever betekent dit een grote verandering. Aan de ene kant moet hij het oorspronkelijke artikel in de originele staat beschikbaar houden. Aan de andere kant moet hij ervoor zorg dragen dat er een redactie is die de informatie uit de artikelen extraheert, de informatie standaardiseert (in gelijke vorm brengt naar inhoud en grootheden) en toeziet op een systematische opslag die een vergelijking tussen, en samenvatting van, documenten mogelijk maakt. Bij uitgeverijen van zakelijke informatie is dit proces al in volle gang: samenvattingen van bedrijfsgegevens en beurskoersen zijn al in ruime mate verkrijgbaar. Voor veel, wat minder 'volatieve' informatiefondsen is dat nog lang niet het geval.

Kennis leidt tot clustervorming

Bij kennisrijke documenten is de situatie heel anders. In dit soort documenten gaat het om de redenaties en de inzichten die worden weergegeven. De auteur is in een debat verwikkeld met voorgangers, concurrenten en medewerkers. Dit wordt zichtbaar door het grote aantal literatuurverwijzingen die dit soort artikelen kenmerken. Heb je één artikel aan de haak en bevalt de smaak, dan leidt dit onomstotelijk tot het opzoeken van een deel van de daarin opgenomen verwijzingen.
Uiteraard kunnen en worden kennisdocumenten ook samengevat en in een breder kader geplaatst. Dat gebeurt dan meestal in overzichtsartikelen. Zo'n overzichtsartikel is dan als een spin in het web, met literatuurverwijzingen naar tientallen of soms wel honderden gerelateerde werken, waardoor de honger naar kennis alleen maar wordt gestimuleerd. Eén antwoord is meestal niet genoeg en roept nieuwe vragen op die beantwoord moeten worden. Kennis is moeilijk stapelbaar en in afgepaste eenheden af te wegen, te verpakken en te verkopen. Het resultaat is dat bij het ontsluiten van een kennisrijk document eigenlijk een hele omgeving van gerelateerd materiaal mee ontsloten zou moeten worden: kennis komt nóóit alleen. Het hoeft geen betoog dat dit voor de leverantie van kennisdocumenten belangrijke consequenties heeft.

 

Vraag en aanbod

In het bovenstaande zijn we ingegaan op de informatie en kennis die door de auteur in een document wordt overgedragen. Nu is het de beurt om de lezer, de consument, onder de loep te nemen. Lezers zijn er in verschillende soorten en iedere soort heeft zijn eigen behoeften. Voor het gemak maak ik nu onderscheid in drie soorten lezers. Het is van belang te bedenken dat iedere persoon, afhankelijk van de situatie, tijdens het opzoeken en raadplegen van documenten de rol van ieder soort lezer kan spelen.
Het eerste soort lezer zou ik de 'niet-lezer' willen noemen. Dit is de lezer die alleen wil weten of iets beschikbaar is. De groep niet-lezers is erg groot. Een voorbeeld is het ministerie van O&W dat alleen maar wil weten of een bepaalde wetenschapper wel publiceert. Inhoud en betekenis ontgaat deze geldschieter toch. Tot de groep niet-lezers behoren ook mensen die iets heel specifieks willen weten (bijvoorbeeld informatie over een concurrent) en grote hoeveelheden documenten nalopen om de meeste tevreden ongelezen weer weg te leggen; grote hoeveelheden documenten worden ongelezen doorgespoeld.
Een tweede, nauw gerelateerde groep is de 'specialist'. Dit is de lezer die op zoek is naar een specifiek antwoord op een specifieke vraag. Dit kan bijvoorbeeld een vraag zijn naar pertinente informatie (het weerbericht, het kookpunt van water op de maan, alle artikelen van een bepaalde persoon, de levensduur van een cd-rom, enz.). Met behulp van trefwoordindexen kan dan redelijk snel een verzameling documenten gevonden worden. De specialist zal deze documenten meestal niet van voren naar achteren lezen. Hij scant ze snel door en alleen de herkenbare waardevolle stukjes leest hij goed.
Het zijn deze twee categorieën lezers voor wie op dit moment de meeste geautomatiseerde systemen goed dienst doen. Er is een min of meer duidelijke positieve vraagstelling die gerelateerd wordt aan kenmerken van het document. Dit zijn de standaard meta-data (bibliografische informatie plus trefwoorden) en soms ook de volledige tekst van het document. De via deze systemen gevonden documenten worden verondersteld een relevantie te hebben en kunnen worden besteld en gelezen. Ik wil in deze bijdrage niet ingaan op de kwaliteit van deze standaard informatie-ontsluitingstechnieken; we nemen maar even aan dat ze goed werken. Het is duidelijk dat als er naar precieze informatie wordt gevraagd, het antwoord eenduidig kan zijn en daarmee een koopactie het probleem afsluit. Als er daarentegen naar kennis wordt gevraagd, dan zal na aanschaf en lezing meestal overgegaan worden tot nieuwe aankopen. Het hoeft dus geen betoog dat de prijselasticiteit in de twee gevallen anders is.
Als derde categorie noem ik dan de 'half- of niet-geïnformeerde lezer'. Deze groep lezers zijn de personen die wel de richting weten waar ze in geïnteresseerd zijn, maar niet precies weten waar ze naar moeten zoeken. Dit zijn bijvoorbeeld de specialisten die na 'consumptie' van de informatie waarvan ze zeker wisten dat ze die nodig hadden ook iets meer van sommige achtergronden willen weten. Voorbeeld: een auto-importeur heeft alle documenten gevonden over de productiegegevens van Volkswagen. Volkswagen Mexico blijkt het prima te doen, maar nu wil hij iets weten, in zijn rol als kleine belegger, over het investeringsklimaat in Mexico. Dit is een nieuw onderwerp voor onze lezer en de kennis waar betrouwbare analyses over het sociaal-economisch klimaat van Mexico vandaan te halen zijn, ontbreekt. In deze derde categorie valt ook de nieuwsgierige lezer die ergens een tip over heeft gekregen en daarover meer wil weten.
Voor de half- of niet-geïnformeerde lezers zijn de huidige zoekmachines en andere informatie-ontsluitingssystemen meestal vergaand deficiënt. Zij krijgen strijk-en-zet óf veel te veel, óf niet relevante suggesties als zoekresultaat. Deze consumenten moeten geholpen worden door duidelijke richtlijnen en structuren. De meest typische vorm van zo'n structuur is het tijdschrift.

Het tijdschriftconcept

Het tijdschrift is niet alleen een voordelige distributievorm omdat samengepakt de kosten voor de documentverwerking lager zijn dan per stuk. De belangrijkste functie van een tijdschrift is dat het een eenheid van kwaliteit en inhoud vertegenwoordigt. Met andere woorden: de titel van een tijdschrift dekt een lading. Maar de naam van de titel zegt zeker niet alles (zo gaat achter de statige titel van Philosophical Transactions al jaren een saai en degelijk tijdschrift in de natuurkunde van de vaste stof schuil). Het geheim van een succesvol tijdschrift is dat het de uitdrukking is van een consequente redactiepolitiek. De lezer weet wat haar of hem te wachten staat. Ieder nummer wordt door de vaste lezer nieuwsgierig opengeslagen omdat het blad alle drie bovengenoemde lezerstypen binnen een zeker domein weet aan te spreken: de administrateur die wil weten of de subsidiënt wel publiceert of tenminste genoemd wordt, de specialist die zoekt naar precieze gegevens, de vakgenoot die wil weten wat er langszij gebeurt en de relaxte lezer die zoekt naar iets nieuws. Omdat de lezer van een tijdschrift deze rollen afwisselend speelt, heeft hij over een tijdschrift een positief oordeel als het van ten minste het merendeel van die rollen de behoeften vervult.
Een consistent redactiebeleid wat betreft domein, kwaliteitsniveau en type artikel is het geheim van een goed tijdschrift. In de geautomatiseerde documentsystemen staat het vrije zoeken van de gebruiker voorop. De suggestie wordt gegeven dat een databasestructuur, uiteraard binnen grenzen, ideaal is om op alle vragen antwoord te geven. Bij tijdschriftredacties ligt het net andersom. Zij beseffen dat de meeste lezers helemaal geen duidelijk direct oplosbaar probleem of eenduidige vraagstelling hebben. Binnen hun expertisedomein proberen redacties die artikelen te bundelen die een bepaald interessegebied bestrijken. Via rubrieken of trefwoorden pogen zij dan nog enige ordening te scheppen. Redacties lossen geen problemen op, redacties leggen alleen problemen voor. Soms problemen met een complete oplossing, maar meestal problemen met een suggestie tot een oplossing en een heleboel nieuwe vragen.
In een elektronische omgeving zal dit tijdschriftconcept behouden moeten blijven willen de gebruikers niet verzuipen in een bonte verzameling van alleen via (tref)woorden gerelateerde documenten zonder kwaliteitskenmerken en zonder culturele dwarsverbanden. Als er alleen maar, puur op het databaseniveau, een verzameling losse artikelen wordt aangeboden, wordt het de lezer vrijwel onmogelijk gemaakt om het oog te laten vallen op leuke, bijzondere of inspirerende artikelen waar zij of hij nog nooit aan gedacht heeft. Bladeren in een tijdschrift is iets waar een puur database-gebaseerd systeem nog geen equivalent voor heeft. Kortom: bij de overgang naar een elektronische publicatie-omgeving verandert alleen de opslag- en distributievorm, maar niet de noodzakelijke essentie van een klassieke redactionele aanpak.
Het bijzondere van het tijdschriftconcept is dat de lezer eigenlijk niet direct een specifiek document koopt. De lezer koopt veeleer, door de aanschaf van een verzameling documenten, het recht op lezen. Dit aspect wordt heel duidelijk geaccentueerd in de nieuwe praktijk waarbij wetenschappelijke uitgevers met universiteiten licentie-overeenkomsten afsluiten over de elektronische versies van hun tijdschriften. Hiermee wordt optimaal recht gedaan aan het feit dat een lezer een leesrecht koopt en later kan beslissen wat wel of niet, geheel of gedeeltelijk gelezen wordt. Voor de uitgever heeft dit het bijkomende voordeel dat ook die artikelen die niet opvallen of 'sexy' zijn toch binnen het bereik van de lezer komen. De lezer-licentiehouder kan daardoor in een verloren moment even iets inzien zonder ooit een expliciete vraag gesteld te hebben. Op die manier blijft de gevarieerdheid van het aanbod behouden en wordt de kans op gebruik van het geproduceerde materiaal groter.

 

Kostprijs toen en nu

In de wereld van het wetenschappelijk tijdschrift woedt een heftige discussie over de prijsstelling en de vermeende voordelen van enkele documentleverantie. In deze wereld, waar wetenschappers gedwongen worden veel te publiceren omdat dit als de enige objectieve maat wordt gezien voor hun productiviteit, bestaan veel heel dikke en heel dure tijdschriften. Maar ook in deze gespecialiseerde wereld is de vraag naar welomschreven, specifieke documenten (bijvoorbeeld alle artikelen van een bepaalde auteur over een bepaald onderwerp) groot. Vanuit de lezer gezien lijkt de volgende berekening gewettigd: 'Stel een tijdschrift kost
€2000,- per jaar en publiceert 200 artikelen. Dan kost een artikel dus €10,-. Ik lees uiteindelijk maar 18 artikelen echt, dus voor €180,- moet ik klaar zijn.'
Dat klinkt natuurlijk aardig, maar in deze redenatie wordt aan het meest essentiële gegeven geen aandacht besteed. De producent (uitgever) heeft van tevoren geen enkel idee welk artikel gelezen zal worden. De uitgeverskostprijs is de som van de productieprijs van alle artikelen. Als er maar een beperkt aantal artikelen gekocht wordt, zal de hele kostprijs minimaal door die verkochte artikelen moeten worden opgebracht.
Hier komt het duidelijkst het verschil tussen kennisdocumenten en informatiedocumenten naar voren. Voor informatiedocumenten, zoals een presentatie van het weerbericht of de beurskoersen, is vrij nauwkeurig na te gaan hoeveel de gemiddelde vraag per dag is (al dan niet gecorrigeerd voor het seizoen en dergelijke). De documentproductieprijs is bekend, de logistieke kosten zijn bekend en de prijselasticiteit van de markt doet de rest. Hetzelfde zou zich kunnen voordoen als wij niet meer volledige handleidingen op de markt brengen. De kennis van de callcentres van de hard- en softwarefabrikanten geeft een goede indicatie van knelpunten en behoeften aan specifieke informatie.
Voor kennisdocumenten ligt dat heel anders. Weer zijn de gemiddelde kostprijs en de gemiddelde logistieke kosten bekend. Het is echter niet bekend welke van de documenten fantastisch verkopen, welke redelijk en welke helemaal niet. Eveneens is het gebruik van oude artikelen per vakgebied zeer verschillend. In sommige vakgebieden zijn artikelen van blijvende waarde, bijvoorbeeld alle artikelen waarin nieuwe technieken of patenten worden behandeld. In een zich zeer snel ontwikkelend, minder fundamenteel gebied als de farmacologie ligt de uiterste consumptiedatum van een artikel echter vaak heel dicht achter de publicatiedatum. Bij dit soort producten gelden alleen gemiddelden, die afhankelijk zijn van het domein en de kwaliteit. Worden er dus in een tijdschrift 200 artikelen gepubliceerd, dan is het misschien wel zo dat er 10.000 leesacties zijn, maar de verdeling over de artikelen is onvoorspelbaar scheef. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit gegeven binnen een elektronische omgeving zal veranderen.
Wat wel verandert, is de opbouw van de kosten. In een papieren omgeving kan klein begonnen worden. Naarmate het succes groter wordt, kan het tijdschrift zich uitbreiden en naar mooier papier en kleur overgaan. In een elektronische omgeving ligt de differentiële kostprijs weliswaar laag en zijn de reproductie- en distributiekosten zelfs volstrekt marginaal, maar de initiële kosten zijn meteen hoog en liggen dan voor een hele tijd vast. Bij enkele documentleverantie zullen deze kosten opgebracht moeten worden door die artikelen die daadwerkelijk verkocht worden. In de onzekere markt van enkele documentleverantie zal de prijs van een document dus zeer hoog kunnen zijn. Het is duidelijk dat de lezer die juist voor een prikkie een beul van een PC kocht en bijna voor niets een Internet-aansluiting heeft, vreemd staat te kijken als de documentprijs nu opeens veel hoger is dan de oude abonnementsprijs gedeeld door het aantal gepubliceerde artikelen. Hij of zij wil best goed geld betalen voor pertinente informatie, zoals de beurstip van de dag of een andere informatie-eenheid die voor directe consumptie zijn geld wel waard lijkt te zijn. Voor algemene kennis, die alleen maar de vraag naar meer kennis voortbrengt, ligt dit natuurlijk heel anders. Achteraf zal immers pas blijken of de investering de moeite waard was.

 

Los of bijeen vergaard?

Uit bovenstaande beschouwing mag duidelijk worden dat de vraag of het nu wel of niet beter is om documenten per stuk of in een pakketje te verkopen niet zomaar beantwoord kan worden. Het karakter van het document is een belangrijke factor in de verkooppolitiek. Alleen voor die documenten waar we zeker van zijn dat er een gestage vraag naar is, waardoor de initiële kosten omgeslagen kunnen worden over een budgetteerbaar aantal verkopen, is op redelijke wijze een prijs vast te stellen. Voor al die documenten waar we alleen van kunnen zeggen dat ze goed, interessant of mooi zijn, maar die waarschijnlijk niet in een directe prangende informatiebehoefte voorzien, ligt het verhaal heel anders. In die gevallen is voorverpakken in een tijdschriftmodel nog steeds het beste antwoord. De lezer weet dat het tijdschrift iets te bieden heeft en zal dus daarin gaan bladeren. De uitgever weet dat een goede redactie het geheim van de smid is en zal daarin investeren. De meerwaarde die het redactioneel beleid oplevert in de waardeketen van auteur naar klant drukt zich uit in het aantal vaste klanten. Op basis daarvan kunnen dan weer gemiddelde prijzen en winsten worden berekend.
'Verandert er bij de overgang naar elektronisch publiceren dan eigenlijk niets?' vraagt de onbevangen lezer van dit essay. Ja zeker! Er verandert zeer veel in een elektronische omgeving. Maar die veranderingen liggen mijns inziens veel meer op het vlak van materiaalbehandeling en -presentatie dan op het vlak van losse of samengevoegde verkoop. Tussen het zoeken in databases en het doorbladeren van een tijdschrift ligt nog een groot onontgonnen terrein. Zoeken doen we op basis van meta-data; trefwoorden, namen en andere bibliografische gegevens. Bladeren doen we door links en rechts even een paar regels te lezen en een plaatje te bekijken. Het nieuwe middengebied dat gaat ontstaan is het gebied waarin de inhoud van een document goed samengevat weergegeven gaat worden in een nieuw soort preview. Bij filmtrailers hebben we al een situatie waarin de schrik voor het gerichte schot, de traan van ontroering en de zoetste kus ons onmiddellijk naar de bioscoop of de videotheek doen snellen. Zo ook zullen bij kennisdocumenten andere manieren van samenvatten moeten worden ontwikkeld dan alleen de droge opsomming van wat gedaan is. Elektronisch publiceren staat toe dat de structuur van het document zelf kan veranderen. We zullen meer te maken krijgen met een verzameling 'losse' samenhangende teksten dan met lange aaneengesloten betogen. Dat zal een stap zijn naar het 'uit de losse hand' in artikelen kunnen lezen. Pas als dat mogelijk wordt, kunnen ook kennisdocumenten gericht in ongearticuleerde behoeften voorzien. Over dit en daaraan gerelateerde onderwerpen zullen volgende essays in deze serie gaan.

© J. Kircz, 1999